Terug naar overzicht

Verloren Relikwie

Het was een stevig houten plaatje, een wit geschilderde achtergrond met daarop in dof geworden rood het cijfer 1. Veel groter dan 10 bij 10 centimeter kan het niet geweest zijn. En mooier kon een cadeau niet zijn, vond ik. Ik was stikjaloers dat ik het niet zelf had gekregen, het was een afscheidspresentje van collega M., mede Antwerp-supporter, aan collega en vriend B., een Beerschot-abonnee godbetert.

Het plaatje had decennialang het rijnummer van de banken aangegeven – alsof iemand daar überhaupt rekening mee hield – maar was door ouderdom en slijtage losgekomen. M. had het liggend op de betonnen trappen gevonden toen hij Tribune 2 opstapte naar onze vaste plaats voor de befaamde ‘vriendenmatch’ tegen de mauve-witten in de zomer van 2010, latere helden als Wim De Decker en Faris Haroun nog in het andere kamp. “Mooi souvenir, dacht ik”, zegt M. 15 jaar later. “Ik raapte het op, stak het in mijn zak en keek er niet meer naar om.

Tot dus dat afscheidsfeestje van B. een klein jaar later. Op ons werk, zoals op vele werkplekken in ’t stad, waren de allianties verdeeld. Bij ons had het Kiel ongeveer evenveel fans als wij. Maar in die periode hadden zij helaas de bragging rights. Op de Bosuil was elke frank al drie keer uitgegeven. Wij supporterden noodgedwongen, maar met evenveel bravoure, voor een ploeg met jonge gasten die kwamen shotten in ruil voor wat zakgeld en een versleten sportzak: Vogels, Decorte, Pelgrims, Vermeerbergen, Put, Martin en andere Peersmans (merci voor alles, gasten).

De zondag vóór dat afscheidsfeestje, een zonnige Paasdag, hadden we voor de verandering nog maar eens een andere ploeg kampioen zien spelen op onze Heilige Grond: OHL deze keer, dat genoeg had aan een 2-2 voor de titel in tweede klasse, of hoe die reeks toen ook moge geheten hebben. En ook al stond het water ons aan de lippen en hadden we niks meer te winnen, Tribune 2 was helemaal volgelopen voor de laatste thuismatch van dat seizoen, waarin we zesde zouden eindigen. Ook daar wilde je immers bij zijn. Roepen voor Oris of Di Gregorio, vloeken op Lambot (nog steeds een van mijn favoriete cultspelers), pinten met de maten, hartstochtelijk discussiëren met al die geweldige mannen die je nooit zag, behalve dáár, om de twee weken, ter hoogte van die paar banken links naast de tunnel (als je naar het veld keek) ongeveer op de scheiding tussen nat en droog.

Dat was Tribune 2. Geen vaste plaatsen en toch hadden velen altijd hun eigen bank. Wij waren steevast anderhalf uur of een uur voor de match in het stadion om ons plekje toch maar niet te moeten afgeven. En als je later kwam, hielden de anderen je plek vrij. Als de regen de bank toch had bereikt, ging het clubblad onder de poep, maar niet voordat we de pagina met de opstellingen er hadden uitgescheurd. (“Wie is die 6 van Wezet? Precies gene slechte.”)

Maar terug naar dat houten plaatje met de rode 1. In een kortstondige vlaag van zinsverbijstering vond M. het een geinig idee om zijn reliek van de Bosuil cadeau te geven aan onze vertrekkende Beerschot-collega. De achterliggende boodschap: ’t Stad is van ons. Die laatste derby hadden we immers gewonnen, de naam van Yannick Put blijft voor eeuwig rondzingen op de Bosuil; een moment van loutering, maar vooral grandioze euforie, in een donkere tijd. En B. vond het cadeau charmant. Hij aanvaardde het in sportiviteit, trakteerde een tournée générale ter ere van Yannick Put en sprak er achteraf nooit meer over.

Toen dit nummer van de Vierkante Paal werd aangekondigd, vroeg ik B.: “Waar is dat houten plaatje?”

Hij heeft zijn huis van boven tot onder overhoop gehaald. Niks gevonden.

“Geen stress! Dat komt nog wel eens opnieuw boven”, zegt hij.

Net zoals The Great Old zelf dat altijd opnieuw doet.

 

Auteur: Patrick Vincent

©2025 De Vierkante Paal | Webdesign Webit
Privacy Policy | Cookie Policy