Aurora Bosuilealis
Dààr. Gedecideerd trommelend met de wijsvinger wees ‘ie op het scherm van z’n telefoon. Op een kleine weg, kronkelend tussen de zee en een stuk bos zouden we die avond het noorderlicht kunnen zien. We bedankten de barman van ons hotel in Reykjavik en reden de nacht in.
Long story short, de vriendelijke viking had gelijk. Driekwart uur later stonden mijn vrienden en ik verbaasd en verwonderd als kleine kinderen te turen naar die zwierig elegant dansende groene mist, hoog aan de donkere Ijslandse horizon. Fenomenaal, was het.
Ene F. Joos uit A. zou het woord ‘rocambolesk’ durven bezigen.
Zo’n 90 minutes later reden we terug naar de hoofdstad. Met een extra vinkje op de bucketlist: we hadden het noorderlicht gezien.
Om nu te beweren dat ik daar op dat moment dacht aan de mooiste voetbalploeg ter wereld, is hoogst twijfelachtig. Gelogen zelfs. Maar er is een rood-witte link.
Namelijk de magie die ik voelde tijdens die nacht in Ijsland was dezelfde als tijdens m’n eerste bezoek aan de Bosuil. In de winter van 1987. Deze 8-jarige snotaap uit een slaperig, godvergeten niemendal-dorp uit de Noorderkempen was overdonderd. Door de zeven goals die Antwerp scoorde die avond? Sowieso. De aanblik op de vervaarlijke en beruchte X-side maakte eveneens indruk. Maar dat stadion… En in het bijzonder tribune 2.
Een combine van grauwe trappen, verroeste pilaren en een verzameling golfplaten dat -als we de toogverhalen mogen geloven- ooit een dak vormde. De houten bankjes die rustten op afbrokkelend betonrot waartussen gras en ander onkruid verwoed probeerde te groeien. De geur van ventenzweet, schraal bier en urine. Ik weet het; het leest niet als een zeemzoete romcom. Leg als copywriter deze beschrijving op het bureau van je baas en nog voor de lunch laad je een kartonnen doos met nietjesmachine, koffiemok en fotokaders in de koffer van je Citroën C4. En toch…
En toch werd ik op slag verliefd op den Antwerp. Tribune 2 werd een tweede thuis. Een plek waar je kon lachen en samen met nieuwe en oude vrienden arbiters verwensen. Tribune 2 was vaak ook een plek waar je bittere tranen kon bleiten. Maar is het niet daar, halfweg tussen intense vreugde en doffe ellende, waar een Antwerp-supporter het best gedijt?
Noem me een hopeloos nostalgisch mens. Maar het schoonste moment voor een voetbalmatch is nog steeds zaterdagavond. Om 20u. Half negen als het niet anders kan. Zelfs bijna 40 jaar na die eerste match op de Bosuil krijg ik nog steeds kiekeboebelen als ik de afrit van de autostrade neem en in de verte de stadionlichten zie opdoemen. En dan denk ik maar één ding: “Wat ben jij mooi, Deurne-noorderlicht”